Morgen debatteert de Tweede Kamer over bouwwetgeving die bepaalt hoe gebouwen er de komende jaren uit gaan zien. De politiek richt zich volgens Atto Harstra daarbij enkel op duurzaamheid en de eisen van de energietransitie, maar de wetgeving zwijgt over de leefbaarheid van onze woningen.
De Nederlandse politiek lijkt zich niet bewust van de moeilijk herstelbare schade die strenge duurzaamheidseisen aanrichten als er geen goede wettelijke kaders zijn voor de leefbaarheid van gebouwen. Er dreigt namelijk een situatie te ontstaan waarin we huizen afrekenen op slechts één aspect, terwijl we de primaire rol van gebouwen vergeten: het bieden van een comfortabel onderdak. Illustratief voor deze instelling is hoe de politiek momenteel omgaat met de rol van daglicht in gebouwen.
“Zonlicht is van essentieel belang”
Daglicht is van essentieel belang voor de fysieke en mentale gezondheid van de mens. De associaties die we hebben bij woorden als duister en zonnig hebben we niet voor niets. Zo gaat de wetenschap er vanuit dat Seasonal Affective Disorder – beter bekend als winterdepressie – zijn oorzaak vindt in een gebrek aan daglicht. Blootstelling aan meer daglicht leidt juist tot een hogere arbeidsproductiviteit en hogere cijfers op school. Patiënten die verblijven in goed verlichte ziekenhuizen liggen daar doorgaans minder lang dan patiënten in donkere kamers. Om nog maar te zwijgen van het feit dat voldoende daglicht bijdraagt aan het voorkomen van schimmels en daarmee ook ziektes.
Daarom is het ronduit bizar dat de Nederlandse wet slechts een halve vierkante meter aan door daglicht verlicht oppervlak voorschrijft per woonruimte in een huis. Dat is kleiner dan een koffietafeltje. De hoeveelheid lux (lichteenheid) die dit binnenlaat is met tussen de 58 en 144 soms nog minder dan een kwart van wat de wetenschap definieert als het minimum om gezond te kunnen leven: 300 lux.
“Nieuwe wetgeving blind voor daglicht”
De gedachte achter de oorspronkelijke norm is dat er genoeg daglicht moet zijn om goed te kunnen zien. Gezondheid speelt tot op heden geen enkele rol. De nieuwe BENG-normen waar de Tweede Kamer over vergadert, zullen de bouwsector dwingen om woningen energiezuiniger te maken en alleen nog maar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ neer te zetten. De markt zal plotseling een reden hebben om woningen aan te leveren die nét voldoen aan het absolute minimum: zo kunnen ze voldoen aan de klimaateisen en houden ze de kosten binnen de perken. Stapeling van ambities op één vlak betekent voor de markt inleveren ergens anders. Een hogere daglichtnorm is dan ook noodzakelijk om de gezondheid van de mens te garanderen.
Het inruilen van levenskwaliteit voor duurzaamheid moeten we koste wat het kost voorkomen. Die mening is ook de Europese Commissie toegedaan. In haar richtlijn omtrent duurzaam bouwen (EPBD) vermeldt de Commissie namelijk expliciet de noodzaak van ‘healthy indoor climate conditions’. Nederland is altijd terecht trots geweest op de kwaliteit van zijn woningen. Toch dreigen we een achterstand op te bouwen ten opzichte van de rest van Europa als we er niet voldoende op letten dat de kwaliteit van onze leefruimte niet zakt.
“Voorkom dat we straks renovatiegolf over moeten doen”
Nederland staat momenteel voor een gigantische renovatieopgave. De reden? Woningen die vroeger werden gebouwd blijken niet duurzaam genoeg. Laten we voorkomen dat deze renovatiegolf over tien à vijftien jaar opnieuw moet als blijkt dat nieuwbouw van nu niet gezond genoeg is. Een Klimaatakkoord is niet voldoende. Wat onze woningen nodig hebben is een Gezondheidsakkoord.